Op 7 mei 1871 werd er in Alseda, Småland, Zweden een kind geboren.
Het was een jongen en zijn ouders noemde hem: Carl Oscar Vilhelm Gustafsson.
Carl was de zoon van Gustaf Johansson en Kristina Adeline Jonsdotter.
Carl had één zus:
– Hulda Kristina Vilhelmina
Carl had geen broers:
De vader van Carl veranderde later zijn achternaam Johansson naar Samuelsson.
Carl Oscar Vilhelm nam de achternaam Asplund aan voordat hij in 1890 naar Amerika ging. Deze naam werd nooit door zijn ouders gebruikt, maar zijn zus nam later dezelfde naam aan. Carl Oscar Vilhelm wordt in sommige latere documenten vermeld als “Gustafsson Asplund”, wat aangeeft dat hij werd geboren met de patroniem achternaam Gustafsson.
In Missouri ontmoette Carl de liefde van zijn leven, Selma Augusta Emilia Johansson. Ze gingen in Worcester samen wonen.
Carl en Selma kregen samen vier kinderen:
- Filip Oscar
- Clarence Gustaf Hugo
- Lillian Gertrud (Tweeling)
- Carl Edgar (Tweeling)
- Edvin Roij/Felix
Toen de vader van Carl overleed keerde het gezin terug naar Zweden om het landgoed te regelen en voor zijn moeder Kristina te zorgen. Het gezin was van plan om te blijven maar in 1909 kreeg het gezin nog een zoon, Edvin Roij, ze noemde hem ook wel Felix.
Hun oudste zoon, Filip Oscar, wilde terug naar Amerika, waar hij geboren was. Carl nam contact op met hun familieleden in Worcester (de zus van Carl en drie zussen van Selma woonden op dat moment met hun gezinnen in Worcester) en zou bij zijn terugkeer weer bij Spencer Wire Works worden aangenomen.
Carl verkocht uiteindelijk de boerderij om het voor hen allemaal financieel mogelijk te maken om te reizen. Het gezin zou dus voor de tweede keer emigreren.
Carl reisde samen met zijn vrouw en vijf kinderen naar Southampton, waar ze op 10 april 1912 vóór de middag aan boord van de Titanic gingen. Carl was op dat moment 40 jaar oud. De familie had kaartjes voor de derde klas . Hun hut bevond zich in het achterste deel van het schip.
Carl walgde ervan dat mensen van de derde klas grote feesten hielden in de ‘Algemene Kamer’ waar er alcohol werd gedronken, werd gekaart en gedanst. Carl verzekerde zijn vrouw ervan dat hij nooit meer de zee zou oversteken.
In de nacht van 14 april raakte de Titanic een ijsberg en Selma werd er wakker door. Selma was er van geschrokken en maakte haar man wakker. Later gingen ze op zoek naar reddingsvesten maar Selma beschreefhoe de stewards hen tegenwerkten en nam reddingsvesten van andere derdeklaspassagiers af, de steward had gezegd dat de Titanic haar reis snel weer zou vervolgen en dat er dus niks aan de hand was, het zou ongeveer vijf minuten duren voor ze verder konden reizen.
Carl geloofde hem niet, hij ging naar de kinderen en haalde ze op. Selma renden naar hun bed en trok ze eruit en trok haastig hun kleding aan. Buiten hun hut vormde zich een menigte terwijl Carl naar reddingsvesten zocht. Ze hadden maar vier reddingsgordels, omdat de hut slechts voor vier personen was. Volgens Selma moesten ze er een lenen van een bemanningslid.
Toen ze eindelijk de Boat Deck bereikte realiseerde ze zich in welke maten het schip zich bevond. Selma was ervan overtuigd dat er geen redding voor hen zou komen. Opeens pakte Carl twee van zijn kinderen, Lillian en Felix op en zetten hen in een reddingsboot. Carl spoorde zijn vrouw aan om de reddingsboot in te gaan en duwde haar naar voren, hij drong aan dat ze bij de kinderen in de reddingsboot moest gaan zitten en dat ze de kleintjes niet alleen mocht laten. Het enige wat Carl kon doen was wensen dat hij ook mee mocht. Maar hij moest zijn vrouw, die het idee om haar man achter te laten heel erg vond, uitleggen dat hij niet de reddingsboot in mocht en vrouwen en kinderen eerst moest gaan. Carl ging toen weg en nam de andere drie kinderen bij de hand, in een poging om te kijken of hij nog een reddingsboot kon vinden. Selma, Felix en Lillian waren in reddingsboot 10 geplaatst en werden later door de Carpathia gered. Carl overleefde de ramp met de Titanic niet, zijn drie kinderen die hij bij zich had overleefde de ramp ook niet. Het lichaam van Carl werd door de Mackay-Bennett geborgen en geïdentificeerd, gemarkeerd als nummer 142. Hij werd later begraven op de oude Zweedse begraafplaats in Worcester.
Carl had alle belangrijke papieren van de familie bij zich, waaronder de winst uit de verkoop van de boerderij. Zijn lichaam werd gevonden maar het geld en de documenten die hij bij zich had werden nooit teruggevonden. Selma vond het heel erg verdacht dat hij wel alle zeven kaartjes bij zich had maar niet het geld.
Carls moeder ontving een compensatie uit het liefdadigheidsfonds van 875:52 SEK (£ 48), maar ze eiste geen schadevergoeding.
Zijn dochter, Lillian, zou een van de laatste overlevenden van de Titanic zijn , tot 2006, toen ze op 99-jarige leeftijd stierf.