Kate had al veel scheepsrampen mee gemaakt, zo bevond ze zich:
Op 20 september 1911, op de vijfde oversteek van de Olympic, gebeurde er een ongeluk. Toen het schip rond het eiland Wight voer, was er nog een ander schip in de buurt, de kruiser HMS Hawke van 7350 brt. De Hawke werd door de 45.000 brt metende Olympic meegezogen en boorde zich net achter de hoofdmast van de Olympic in de romp. Enkele minute voor de aanvaring liep Kate precies op de plek waar de Hawke zich in de romp boorde. Twee compartimenten van de Olympic liepen vol met water. Kapitein Edward John Smith (de kapitein die later met de Titanic ten onder ging) wist dat dat niet genoeg was om de Olympic te doen zinken, maar de reis voortzetten was onmogelijk. Men kon ook niet terug naar Southampton, omdat het tij dat niet toeliet. Er zat niets anders op dan de 1300 passagiers met kleinere schepen naar wal te verschepen. Het schip zelf voer naar Belfast om op de werf van Harland and Wolff opgelapt te worden. Op 20 november kon het schip zijn normale schema hervatten.
Op 25 april 1908 zat was Kate aan boord van de St. Paul. Tijdens een late sneeuwstorm raakt de Saint Paul betrokken bij een aanvaring met de Britse kruiser HMS Gladiator. De Gladiator strandde in ondiep water met het verlies van 27 bemanningsleden, maar Saint Paul kon voor reparatie terugkeren naar Southampton.