Na de oorlog bleef Violet werken voor de White Star Line, voordat ze weer bij Red Star Line en daarna bij Royal Mail Line aan de slag ging.
Tijdens haar ambtstermijn bij Red Star Line ging Violet op twee cruises rond de wereld op het grootste schip van het bedrijf, ‘Belgenland’.
Toen Violet eind dertig was, was ze kort getrouwd geweest en in het jaar 1950 trok ze zich terug in Great Ashfield, Suffolk. Jaren na haar pensionering beweerde Violet dat ze op een stormachtige nacht een telefoontje kreeg van een vrouw die Violet vroeg of ze een baby had gered in de nacht dat de Titanic zonk.
Violet antwoordde: ‘Ja’ De vrouw zei: ‘Ik was die baby’ De vrouw lachte en hing op. De vriend van Violet, biograaf John Maxtone-Graham zei dat het waarschijnlijk een paar kinderen in het dorp waren die een grap met haar uithaalden. Violet antwoordde: ‘Nee John, ik had dat verhaal nog nooit aan iemand verteld, voordat ik het jou vertelde.’
Uit gegevens blijkt dat de enige baby op reddingsboot nr. 16 Assad Thomas was, die werd overhandigd aan Edwina Troutt en later herenigd met zijn moeder op de Carpathia.
Op 5 mei 1971 overleed Violet op 83-jarige leeftijd aan congestief hartfalen.