In augustus 1913 werd Kate geïnterviewd, ze beweerde dat dit haar eerste interview over de Titanic was, toen ze in Sydney was werd ze door de Sun-krant geïnterviewd. In het interview gaf ze een iets ander verslag van de procedure, waarbij ze verklaarde dat ze op het moment van de botsing in bed een roman aan het lezen was, ‘The Panther’s Cub’.
“Ik zal dat boek nooit uitlezen”,
klaagde ze, maar bleef er lovend over. Bruce Ismay. Ze ging ook dieper in op het zinken van het schip
‘Het was mooi en helder die vreselijke nacht. Alle sterren glansden. Je zou nooit gedacht hebben dat er iets mis was met dat gigantische schip, met rij na rij lichten die oplaaiden als een groots hotel. Maar ze gloeide geleidelijk naar voren. Lijn voor lijn gingen de lichten uit terwijl ze lager en lager kwam. Geleidelijk aan was ze aan het zinken. De boeg ging onder water en op het laatst stond het achtersteven steil omhoog, terwijl de vlag van de Witte Ster zich aftekende tegen de sterren aan de hemel. Er klonk een vreselijk geratel van kettingen en machines, en toen gleed ze naar beneden en verdween. Binnen enkele ogenblikken was het water weer volkomen helder, alsof er nooit zo’n schip heeft bestaan. En de zee weerspiegelde de sterren precies op de plek waar ze was geweest’
Kate bleef bedroefd om haar vele kennissen die ze verloor:
‘Nee, ik kan het nooit vergeten”, besloot mevrouw Gold. ‘Daarvoor was het te verschrikkelijk. Zie je, we waren bijna allemaal oude vrienden; de kapitein, de officieren en de bemanning waren grotendeels samen van schip naar schip van de White Star Company overgebracht. We leken meer op een familie. En we waren met zo veel dat ik me zelfs nu soms plotseling iemand herinner waarvan ik niet wist dat hij verdwaald was in de Titanic.’